- straat
- {{straat}}{{/term}}1 [algemeen]rue 〈v.〉2 [zee-engte] détroit 〈m.〉♦voorbeelden:1 de man van de straat • l'homme de la rueeen doodlopende straat • une impasse〈figuurlijk〉 de straat op gaan • descendre dans la rueiemand op straat aanspreken • aborder qn. dans la rueiemand op straat zetten • 〈uit huis, betrekking〉 jeter qn. à la rue; 〈uit betrekking ook〉 mettre qn. à la porteop straat staan • 〈dakloos〉 être à la rue; 〈werkloos, dakloos〉 être sur le pavémidden op straat • en pleine rueje kunt zo niet over straat gaan • tu ne peux pas sortir comme ça2 de straat van Gibraltar • le détroit de Gibraltar
Deens-Russisch woordenboek. 2015.